Seminarie 15
HET OVERLEVEN
Divers uittreksels uit het boek URANTIA
Boekje 2 – 3. Gerechtigheid en Rechtvaardigheid
2:3.2 (36.7) Hoe zinloos is het zulk een God op een onvolwassen wijze te smeken zijn onveranderlijke decreten te modificeren, zodat wij de rechtmatige gevolgen van de werking van zijn wijze natuurwetten en rechtvaardige geestelijke mandaten kunnen ontlopen! ‘Vergis u niet, God laat niet met zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.’
Wel is waar dat deze goddelijke gerechtigheid steeds wordt getemperd door barmhartigheid, zelfs in het geval dat de vruchten van verkeerd handelen naar gerechtigheid geplukt moeten worden. De oneindige wijsheid is de eeuwige scheidsrechter die in iedere omstandigheid bepaalt in welke verhouding gerechtigheid en barmhartigheid zullen worden toegemeten. De grootste straf voor wandaden en opzettelijke opstand tegen het bestuur van God (in werkelijkheid een onontkoombaar gevolg hiervan) is verlies van bestaan als individueel onderdaan van dat bestuur. Het uiteindelijke resultaat van de volledige overgave aan zonde is vernietiging. Per slot van rekening hebben de individuen die zich met zonde hebben vereenzelvigd, dan zichzelf vernietigd doordat zij door hun omhelzing van de ongerechtigheid geheel onwerkelijk zijn geworden. Het feitelijke verdwij-nen van zo’n geschapen wezen wordt echter altijd uitgesteld, totdat geheel is voldaan aan de regels voor de rechtspleging die in het betrokken universum van toepassing zijn.
2:3.3 (37.1) Het bevel tot beëindiging van het bestaan wordt gewoonlijk gegeven tijdens de berechting van een gebied of gebieden aan het eind van een dispensatie of tijdvak. Op een wereld als Urantia gebeurt dit aan het eind van een planetaire dispensatie. Dan kan het mandaat tot beëindiging van het bestaan worden gegeven door coördinatieve actie van alle bevoegde rechtscolleges, van de planetaire raad en de gerechtshoven van de Schepper-Zoon, tot en met de vonniswijzende rechtbanken van de Ouden der Dagen. Het mandaat tot ontbinding gaat uit van de hoogste gerechtshoven van het superuniversum, wanneer de aanklacht, oorspronkelijk ingediend op de wereld waar de overtreder verblijfhoudt, steeds opnieuw is bekrachtigd. Wanneer het vonnis tot vernietiging tot in hoogste instantie is bekrachtigd, wordt het vervolgens voltrokken door een rechtstreekse handeling van de rechters die verblijfhouden op, en werken vanuit, het hoofdkwartier van het superuniversum.
2:3.4 (37.2) Wanneer dit vonnis in laatste instantie wordt bekrachtigd, wordt het wezen dat zich met zonde had vereenzelvigd ogenblikkelijk alsof het nooit had bestaan. Er is geen opstanding uit dit lot: het is eeuwigdurend. De levende energiefactoren der identiteit worden door de transformaties van de tijd en de metamorfosen van de ruimte ontbonden in het kosmische potentieel waaruit ze eens tevoorschijn waren gekomen. Wat de persoonlijkheid van het ongerechtige individu betreft, deze wordt beroofd van een blijvend levensvoertuig doordat het schepsel niet die keuzen heeft gedaan en niet die finale beslissingen heeft genomen, die het verzekerd zouden hebben van eeuwig leven. Wanneer het met hem verbonden bewustzijn vasthoudt aan zonde, en als dit culmineert in een volledige vereenzelviging met ongerechtigheid, dan wordt deze geïsoleerde persoonlijkheid na de beëindiging van het leven en de kosmische ontbinding, geabsorbeerd in de alziel der schepping en wordt zij een deel van de evoluerende ervaring van de Allerhoogste. Zij zal nooit opnieuw als een persoonlijkheid verschijnen: de identiteit van deze persoonlijkheid wordt alsof zij nooit had bestaan. In het geval van een persoonlijkheid bij wie een Richter heeft ingewoond, overleven de experiëntiële geest-waarden in de realiteit van de Richter die blijft bestaan.
Verhandeling 5 – Gods betrekking tot de individuele mens
5:1.11 (64.2) De sterfelijke mens kan God nader komen en kan ook herhaaldelijk de goddelijke wil verzaken, zolang het vermogen tot kiezen behouden blijft. De uiteindelijke ondergang van een mens wordt pas bezegeld wanneer hij het vermogen om te kiezen voor de wil van de Vader heeft verloren. Het hart van de Vader sluit zich nooit af voor de nood en de beden van zijn kinderen. Zijn kinderen echter sluiten hun hart voor altijd af voor de aantrekkingskracht van de Vader, wanneer zij ten slotte voorgoed het verlangen verliezen zijn goddelijke wil te doen — om hem te kennen en te zijn zoals hij. Evenzo is ’s mensen eeuwige bestemming verzekerd wanneer door de fusie met de Richter aan het universum wordt geproclameerd dat deze opklimmende mens definitief, onherroepelijk heeft verkozen te leven naar de wil van de Vader.
5:1.12 (64.3) De grote God maakt rechtstreeks contact met de sterfelijke mens en geeft hem een deel van zijn oneindig, eeuwig en onbegrijpelijk zelf om in hem te leven en te wonen. God is het eeuwige avontuur met de mens aangegaan. Wanneer ge u overgeeft aan de leiding van de geestelijke krachten in en rondom u, staat het vast dat ge de hoge bestemming in het universum zult bereiken die een liefdevolle God heeft ingesteld als het universum-doel voor zijn opklimmende schepselen uit de evolutionaire werelden in de ruimte.
Verhandeling 5. Het Godsbewustzijn
5:5.13 (69.8) De eeuwige overleving van de persoonlijkheid is geheel afhankelijk van de keuzen van het sterfelijke bewustzijn, welks beslissingen het overlevingspotentieel van de onsterfelijke ziel bepalen. Wanneer het verstand in God gelooft en de ziel God kent, en wanneer deze tezamen met de koesterende en opvoedende Richter, naar God verlangen, dan is de overleving verzekerd. Verstandelijke beperktheden, een beknotte opleiding, gebrek aan cultuur, een armelijke sociale positie, zelfs de inferieure morele normen van de mens die kunnen voortkomen uit het betreurenswaardige ontberen van voordelen van ontwikkeling, cultuur en een sociale omgeving, kunnen de tegenwoordigheid van de goddelijke geest in zulke onfortuinlijke, als mens gehandicapte, maar gelovige personen niet ontkrachten. De inwoning van de Geheimnisvolle Mentor vormt de aanvang van de onsterfelijke ziel en garandeert de capaciteit tot haar groei en overleving.
5:5.14 (70.1) Het vermogen van sterfelijke ouders om zich voort te planten berust niet op hun opleiding, hun niveau van ontwikkeling en beschaving, of hun sociale en economische positie. De vereniging van de ouderlijke factoren onder natuurlijke omstandigheden is geheel voldoende om het aanzijn te geven aan nakomelingen. Een menselijk bewustzijn dat onderscheid maakt tussen goed en kwaad en dat het vermogen bezit tot godsverering, in vereniging met een goddelijke Richter, is al wat nodig is om in die sterveling het voortbrengen en opvoeden van zijn onsterfelijke ziel met overlevingskwaliteiten op gang te brengen, indien deze met geest begiftigde individuele mens God zoekt en oprecht verlangt te worden zoals hij, eerlijk verkiest de wil van de Vader in de hemel te doen.
Verhandeling 5 Section 6 De God van persoonlijkheid
5:6.7 (71.2) Het materiële zelf heeft persoonlijkheid en identiteit, identiteit in de tijd; de voorpersoonlijke geest-Richter heeft ook identiteit, eeuwige identiteit. Deze materiële persoonlijkheid en deze geest-voorpersoonlijkheid zijn in staat hun creatieve eigenschappen zo te verenigen, dat zij de overlevende identiteit van de onsterfelijke ziel tot stand brengen.
5:6.8 (71.3) Nu de Vader deze voorzieningen heeft getroffen voor de groei van de onsterfelijke ziel en nu hij ’s mensen innerlijk zelf heeft bevrijd uit de kluisters der absolute afhankelijkheid van voorafgaande veroorzaking, treedt hij terug. Nu de mens aldus is bevrijd van de kluisters van de respons op veroorzaking, tenminste voorzover het zijn eeuwige bestemming aangaat, en er voorzieningen zijn getroffen voor de groei van zijn onsterfelijke zelf, de ziel, is het aan de mens zelf om te willen of te verhinderen dat dit de dood overlevende, eeuwige zelf, dat het zijne kan worden indien hij dit verkiest, geschapen wordt. Geen ander wezen, geen andere kracht, schepper, of werkzame factor in het ganse uitgestrekte universum van universa kan ook maar de minste aantasting vormen van de absolute soevereiniteit van de vrije wil van de mens, zoals deze werkzaam is binnen de domeinen waar hij kan kiezen, namelijk daar waar het de eeuwige bestemming van de persoonlijkheid van de kiezende sterveling aangaat. Waar het om de eeuwige overleving gaat, heeft God de soevereiniteit van de wil van de materiële sterveling verordend en deze verordening is absoluut.
Verhandeling 12 – Het Universum van Universa
12:8.15 (140.11) In de kosmische evolutie wordt materie een filosofische schaduw, door bewustzijn afgeworpen wanneer zich de geestesglans der goddelijke verlichting voordoet, doch dit ontkracht niet de realiteit van materie-energie. Bewustzijn, materie, en geest zijn alledrie even werkelijk, maar zij zijn voor de persoonlijkheid niet van gelijke waarde voor het verwerven van godde- lijkheid. Het zich bewust zijn van goddelijkheid is een voortgaande geestelijke ervaring.
12:8.16 (141.1) Hoe helderder de vergeestelijkte persoonlijkheid straalt (de Vader in het universum, het fragment van potentiële geest-persoonlijkheid in het individuele schepsel), des te groter wordt de schaduw die het tussenliggende bewustzijn werpt op haar materiële omhulsel. In de tijd is ’s mensen lichaam even werkelijk als zijn bewustzijn of zijn geest, maar in de dood komen zowel het bewustzijn (de identiteit) als de geest tot overleving, doch het lichaam niet. Een kosmische realiteit kan niet-bestaand zijn in de persoonlijkheidservaring. En dus is uw Griekse zegswijze — het materiële als de schaduw van de meer werkelijke geest-substantie — inderdaad van filosofische betekenis.
Verhandeling 12 – Persoonlijke werkelijkheden
12:9.6 (142.1) De sterfelijke mens heeft een geest-kern. Het bewustzijn is een systeem van persoonlijke energie dat rond een goddelijke geest-kern functioneert in een materiële omgeving. Zulk een levende betrekking tussen persoonlijk bewustzijn en geest vormt het universum-potentieel voor een eeuwige persoonlijkheid. Werkelijke moeilijkheden, blijvende teleurstellingen, ernstige nederlagen, of de onvermijdelijke dood kunnen zich pas voordoen wanneer voorstellingen aangaande het zelf zich aanmatigen om de centrale geest-kern geheel uit zijn macht tot leidinggeving te ontzetten, en hierdoor het kosmische plan voor de persoonlijkheidsidentiteit ontwrichten.
Verhandeling 15 – De zeven Superuniversa
De Allerhoogste Gerechtshoven – Section 12
15:12.2 (180.3) De hoven van de Ouden der Dagen zijn de hoge rechtbanken waar de geestelijke arbitragezaken van alle samenstellende universa worden heroverwogen. De Soevereine Zonen van de plaatselijke universa zijn oppermachtig in hun eigen domeinen; zij zijn slechts onderworpen aan de superregering in zoverre zij vrijwillig zaken voorleggen aan de Ouden der Dagen voor advies of arbitrage, behalve waar de vernietiging van wilsschepselen in het geding is. Opdrachten tot berechting worden opgesteld in de plaatselijke universa, doch vonnissen die de vernietiging van wilsschepselen behelzen, worden altijd geformuleerd op, en uitgevoerd vanuit, het hoofdkwartier van het superuniversum. De Zonen van de plaatselijke universa kunnen de overleving van de sterfelijke mens verordineren, doch alleen de Ouden der Dagen mogen rechtspreken en vonnissen voltrekken in zaken waarmee het eeuwig leven of de eeuwige dood zijn gemoeid.
15:14.1 (181.7) Er zijn zeven hoofddoeleinden die tot onvouwing komen in de evolutie van de zeven superuniversa. Ieder hoofddoel in de evolutie van de superuniversa zal slechts in één der zeven superuniversa tot volle uitdrukking komen, en derhalve heeft ieder superuniversum een speciale functie en een unieke natuur.
15:14.2 (182.1) Orvonton, het zevende superuniversum, het superuniversum waartoe uw plaatselijk universum behoort, staat voornamelijk bekend vanwege zijn ontzagwekkende, overvloedige barmhartigheidsbetoon aan de stervelingen in zijn gebieden. Het is vermaard vanwege de wijze waarop hier gerechtigheid heerst die met barmhartigheid is getemperd, zodat hier geregeerd wordt met macht die door geduld wordt beperkt, terwijl de offers van de tijd hier vrijelijk worden gebracht teneinde de stabilisatie in de eeuwigheid veilig te stellen. Orvonton is een universum-veraanschouwelijking van liefde en barmhartigheid.
Verhandeling 28 Dienende Geesten van de Superuniversa
28:6.5 (314.4) 2. Het Geheugen van Barmhartigheid. Dit zijn de actuele, volkomen en volledige, levende registraties van de barmhartigheid die aan individuele personen en volkeren is betoond in het tedere dienstbetoon van degenen die als instrument van de Oneindige Geest optreden bij de missie om het recht van de gerechtigheid aan te passen aan de status van de betrokken gebieden, zoals onthuld door hetgeen de Betekenis van Oorsprongen uitbeelden. Het Geheugen van Barmhartigheid onthult wat de kinderen der barmhartigheid moreel verschuldigd zijn — hun geestelijke aansprakelijkheid — tegenover hun kapitaal aan reddende voorzieningen die door de Zonen van God zijn ingesteld. Door het openbaren van de preëxistente barmhartigheid van de Vader, verstrekken de Zonen van God het noodzakelijke krediet om de overleving van allen te verzekeren. En vervolgens wordt in overeenstemming met de bevindingen van de Betekenis van Oorsprongen, een barmhartigheidstegoed verstrekt ten behoeve van de overleving van ieder met rede begiftigd schepsel, een royaal krediet dat voldoende genade biedt om de overleving te verzekeren van iedere ziel die werkelijk goddelijk burgerschap verlangt.
28:6.6 (314.5) Het Geheugen van Barmhartigheid is een levende proefbalans, een actueel overzicht van de stand van uw rekening bij de bovennatuurlijke krachten van de betrokken gebieden. Dit zijn de levende registraties van het barmhartigheidsbetoon die voor de gerechtshoven van Uversa als onderdeel van de getuigenissen worden opgelezen wanneer het recht van iedere persoon op een leven zonder einde ter beoordeling staat, wanneer ‘tronen worden opgesteld en de Ouden der Dagen zich nederzetten. De uitzendingen van Uversa nemen een aanvang en gaan van hen uit; duizendmaal duizenden dienen hen en tienduizend maal tienduizend staan voor hen. De rechtbank zet zich neder en de boeken worden geopend.’ En de boeken die bij zulk een gewichtige gelegenheid worden geopend, zijn de levende registraties van de tertiaire seconafijnen van de superuniversa. De formele dossiers kunnen worden ingezien om het getuigenis van de Geheugens van Barmhartigheid zo nodig te staven.
28:6.7 (314.6) Het Geheugen van Barmhartigheid moet aantonen dat het reddend krediet dat door de Zonen van God is verstrekt, ten volle en getrouwelijk is uitbetaald in het liefdevolle dienstbetoon van de geduldige persoonlijkheden van de Derde Bron en Centrum. Doch wanneer de barmhartigheid is uitgeput, wanneer haar ‘geheugen’ getuigt dat zij is opgebruikt, dan heeft het recht de overhand en velt de gerechtigheid het vonnis. Want barmhartigheid zal niet worden opgedrongen aan hen die haar minachten; barmhartigheid is niet een geschenk dat met voeten kan worden getreden door de hardnekkige rebellen in de tijd. Ofschoon barmhartigheid zo kostbaar is en duur wordt verleend, zijn de individuele kredieten die ge moogt opnemen niettemin altijd veel groter dan uw vermogen om deze reserve uit te putten, indien ge oprechte bedoelingen hebt en eerlijk zijt van hart.
Verhandeling 30 – Sectie 0 = (Een machtige boodschapper) = (verheerlijkte sterveling in Havonna)
Persoonlijkheden van het Groot Universum
30:0.2 (330.2) Wij kunnen u geen alomvattende en geheel samenhangende klassificaties der persoonlijkheden van het groot universum geven, omdat u niet alle groepen geopenbaard worden. Een verdere openbaring, die nodig zou zijn om alle groepen systematisch in te delen, zou nog talrijke extra verhandelingen vereisen. Een dergelijke begripsuitbreiding is nauwelijks gewenst, want zij zou de nadenkende stervelingen van de eerstkomende duizend jaar beroven van de stimulans tot creatieve bespiegeling waarin deze gedeeltelijk geopenbaarde denkbeelden voorzien. Het is beter dat de mens niet te veel geopenbaard wordt: over-openbaring verstikt de verbeeldingskracht.
4. . De stervelingen in opklimming
30:4.11 (341.1) 2. Slapende Overlevenden. Alle stervelingen met overlevingsstatus die onder de hoede staan van persoonlijke bestemmingsbehoeders, gaan door de portalen van de natuurlijke dood en personaliseren in de derde periode op de woningwerelden. De geaccrediteerde wezens die om de een of andere reden niet in staat zijn geweest om dat niveau van beheersing van hun intelligentie en dat bezit aan geestelijkheid te bereiken dat hun recht zou geven op persoonlijke begeleiders, kunnen niet zo onmiddellijk en rechtstreeks naar de woningwerelden gaan. Deze overlevende zielen moeten in onbewuste slaaptoestand blijven rusten tot de dag des oordeels van een nieuw tijdperk, een nieuwe dispensatie, de komst van een Zoon van God om het appèl van dat tijdperk te houden en de betrokken wereld te oordelen, en dit is het algemene gebruik in heel Nebadon. Van Christus Michael werd gezegd dat hij, toen hij opvoer naar den hoge bij de afronding van zijn werk op aarde, ‘een grote menigte gevangenen aanvoerde.’ Deze gevangenen nu waren de slapende overlevenden sinds de dagen van Adam tot aan de dag van de wederopstanding van de Meester op Urantia.
30:4.12 (341.2) Het verstrijken der tijd is voor de slapende stervelingen van geen belang: zij zijn volkomen bewusteloos en hebben geen enkel besef van de duur van hun rusttijd. Wanneer aan het eind van een tijdperk hun persoonlijkheid opnieuw wordt samengesteld, zullen zij die vijfduizend jaar hebben geslapen, niet anders reageren dan zij die slechts vijf dagen hebben gerust. Afgezien van dit tijdsoponthoud gaan deze overlevenden door in het regime van de opklimming, op dezelfde wijze als degenen die de langere of kortere doodsslaap vermijden.
30:4.13 (341.3) Deze dispensatie-klassen van pelgrims van de werelden worden ingezet voor morontia-groepsactiviteiten in het werk van de plaatselijke universa. De mobilisatie van zulke enorme groepen heeft grote voordelen: zij worden zo bijeengehouden voor lange perioden van effectief dienstbetoon.
30:4.14 (341.4) 3. Studenten op de Woningwerelden. Alle overlevende stervelingen die op de woningwerelden ontwaken, behoren tot deze klasse.
30:4.15 (341.5) Het fysieke lichaam van het sterfelijk vlees maakt geen deel uit van de opnieuw samengestelde slapende overlevende; het fysieke lichaam is tot stof wedergekeerd. De daartoe aangestelde serafijn is verantwoordelijk voor het nieuwe lichaam, de morontia-gestalte, als nieuw levensvoertuig voor de onsterfelijke ziel en woonplaats voor de teruggekeerde Richter. De Richter is de bewaarder van de geest-kopie van het bewustzijn van de slapende overlevende. De aangestelde serafijn is de behoeder van de overlevende identiteit — de onsterfelijke ziel — voorzover deze is geëvolueerd. En wanneer deze twee, de Richter en de serafijn, de aspecten van de persoonlijkheid die aan hun hoede zijn toevertrouwd opnieuw verenigen, vertegenwoordigt het nieuwe individu de opstanding van de oude persoonlijkheid, de overleving van de evoluerende morontia-identiteit van de ziel. Deze herverbinding van de ziel en de Richter wordt volkomen terecht een wederopstanding genoemd, een opnieuw samenvoegen van persoonlijkheidsfactoren, doch zelfs dit verklaart niet geheel het opnieuw verschijnen van de overlevende persoonlijkheid. Ofschoon ge waarschijnlijk nimmer het feit van zulk een onverklaarbare verrichting zult begrijpen, zult ge eens de waarheid ervan uit ervaring kennen, indien ge het plan voor de overleving van stervelingen althans niet afwijst.
Verhandeling 31 – Het Korps der Volkomenheid – Een goddelijke adviseur en iemand zonder naam en nummer) =Verheerlijkte sterveling
31:3.4 (348.1) 1. Wij weten uit de archieven dat stervelingen gedurende hun verblijf in de kleine sectoren geesten van de eerste orde zijn, dat zij bevorderd worden tot de tweede orde wanneer zij overgaan naar de grote sectoren, en naar de derde wanneer zij verder gaan naar de centrale opleidingswerelden van het superuniversum. Stervelingen worden quartaire of gegradueerde geesten wanneer zij de zesde kring van Havona hebben bereikt, en geesten van de vijfde orde wanneer zij de Universele Vader ontdekken. Vervolgens bereiken zij het zesde stadium van geest-bestaan wanneer zij de eed afleggen die hen voor immer bindt aan de taak der eeuwigheid van het Korps der Sterfelijke Volkomenheid.
31:3.5 (348.2) Wij zien dat de klassificatie of aanduiding als geest bepaald wordt door daadwerkelijke bevordering van het ene terrein van dienst in het universum naar een ander, of van het ene universum naar een ander; en wij veronderstellen dat de leden van het Korps der Sterfelijke Volkomenheid als zevende geesten zullen worden geklassificeerd ten tijde van hun bevordering tot een eeuwige aanstelling, om dienst te gaan doen op tot nu toe onvermelde en ongeopenbaarde werelden, in samenhang met hun bereiken van God de Allerhoogste. Doch dit zijn stoutmoedige gissingen, wij weten omtrent dit alles werkelijk niet meer dan gij zelf; onze kennis aangaande de loopbaan der stervelingen reikt niet verder dan de huidige Paradijs-bestemming.
31:3.6 (348.3) 2. De sterfelijke volkomenen hebben geheel voldaan aan het bevel der eeuwen, ‘Weest gijlieden volmaakt;’ zij zijn opgeklommen langs het universele pad van wat door stervelingen bereikt kan worden: zij hebben God gevonden en zijn te rechter tijd opgenomen in het Korps der Volkomenheid. Deze wezens hebben de huidige grens van geest-voortgang bereikt, doch niet de volkomenheid van ultieme geest-status. Zij hebben de huidige grens van schepsel-volmaaktheid bereikt, doch niet de volkomenheid van dienstbetoon als schepsel. Zij hebben de volheid van de verering der Godheid ervaren, doch niet de volkomenheid van het experiëntiële bereiken der Godheid.
31:3.7 (348.4) 3. De verheerlijkte stervelingen van het Paradijs-Korps der Volkomenheid zijn opklimmende wezens met ervaringskennis van iedere stap in de actualiteit en filosofie van het meest volledige leven van intelligente bestaansvormen, terwijl deze tot overleving gekomen schepselen gedurende de eeuwen van hun opklimming van de laagste materiële werelden tot de geestelijke hoogten van het Paradijs, tot de grenzen van hun vermogen zijn opgeleid en getraind inzake ieder detail van ieder goddelijk beginsel van het zowel rechtvaardige en doelmatige, als barmhartige en geduldige bestuur van de ganse universele schepping in tijd en ruimte.
31:3.8 (348.5) Wij zijn van mening dat mensen er recht op hebben onze zienswijze te vernemen, en dat het u vrij staat met ons te speculeren over het mysterie van de ultieme bestemming van het Paradijs-Korps van de Volkomenheid. Het lijkt ons duidelijk dat de huidige taken van de tot volmaaktheid gekomen evolutionaire schepselen het karakter dragen van opleidingen voor gegradueerden in het begrijpen van het universum en het bestuur van de superuniversa, en wij vragen ons allen af: ‘Waarom zouden de Goden zo’n groot belang hechten aan de grondige opleiding van overlevende stervelingen in de techniek van het beheren van een universum?’
Verhandeling 40 – De Opklimmende Zonen van God – Section 9
40:9.7 (451.3) Zelfs bij kandidaten voor fusie met de Richter vormen alleen de menselijke ervaringen die van geestelijke waarde zijn geweest, het gemeenschappelijke bezit van de overlevende sterveling en de terugkerende Richter, en nadat de sterveling tot overleving is gekomen herinnert hij zich deze daarom onmiddellijk. Wat betreft de gebeurtenissen die niet van geestelijke betekenis zijn geweest, moeten zelfs de stervelingen die met de Richter fuseren, zich verlaten op de herkenningsrespons die een eigenschap is van de overlevende ziel. En aangezien iedere gebeurtenis een geestelijke betekenis kan hebben voor de ene sterveling, maar niet voor de andere, wordt het mogelijk voor een groep opklimmende stervelingen die elkaars tijdgenoten zijn en van dezelfde planeet komen, om hun schatten aan door de Richter onthouden gebeurtenissen bijeen te voegen en zo iedere ervaring die zij hebben gedeeld en die in het leven van één van hen van geestelijke waarde is geweest, te reconstrueren.
40:9.8 (451.4) Terwijl wij deze methoden om het geheugen te reconstrueren tamelijk goed begrijpen, kennen wij de techniek waardoor persoonlijkheden elkaar herkennen, niet bevatten. Persoonlijkheden die eens met elkaar zijn omgegaan, reageren wederzijds op elkaar zonder dat het geheugen daarbij een rol speelt, alhoewel het geheugen zelve en de methoden om het te reconstrueren noodzakelijk zijn om zo’n wederzijdse respons van persoonlijkheden te bekleden met de volheid van herkenning.
Verhandeling 47 – De zeven woningwerelden section 3 -(Een heldere avondster) « Personeel van het lokale universum « Super-Angel »
47:3.1 (532.7) Op de woningwerelden hervatten de verrezen, tot overleving gekomen stervelingen hun leven precies daar waar zij ophielden toen zij door de dood werden overvallen. Wanneer ge van Urantia naar de eerste woningwereld gaat, zult ge een aanzienlijke verandering opmerken, maar indien ge van een meer normale en vooruitstrevende wereld uit de tijd zoudt zijn gekomen, zoudt ge nauwelijke het verschil opmerken, behalve dat ge een ander lichaam zoudt hebben; de tabernakel van vlees en bloed is op uw geboortewereld achtergebleven.
47:3.2 (532.8) Het werkelijke centrum van alle activiteiten op de eerste woningwereld is het opstandingsgebouw, de enorme tempel waar de persoonlijkheid opnieuw wordt samengesteld. Dit reusachtige bouwwerk bestaat uit de centrale ontmoetingsplaats van de serafijnse bestemmingsbehoeders, de Gedachtenrichters en de aartsengelen van de opstanding. De Levendragers functioneren eveneens samen met deze hemelse wezens bij de opwekking van de doden.
47:3.3 (533.1) De kopieën van het sterfelijk bewustzijn en de actieve patronen van het schepsel-geheugen, in de geestelijke vorm waarin zij vanuit de materiële niveaus zijn getransformeerd, zijn het individuele bezit van de vrijgekomen Gedachtenrichters; deze geest-geworden factoren van bewustzijn, geheugen en schepsel-persoonlijkheid vormen voor immer een deel van zulke Richters. De matrix van het schepsel-bewustzijn en de passieve mogelijkheid tot identiteit zijn aanwezig in de morontia-ziel die aan de hoede van de serafijnse bestemmingsbehoeders is toevertrouwd. Het is de hereniging van de morontia-ziel in de hoede van de serafijn, met het geest-bewustzijn in de hoede van de Richter, waardoor de schepsel-persoonlijkheid opnieuw wordt samengesteld, en dit houdt de opstanding in van een slapende overlevende.
4. De tweede woningwereld
47:4.5 (535.1) Uw Richter-geheugen blijft volledig intact bij uw opgang in het morontia-leven. De mentale associaties die zuiver animalistisch en geheel materieel waren, zijn natuurlijkerwijze samen met de fysieke hersenen vergaan, maar van al wat de moeite waard is geweest in uw mentale leven en overlevingswaarde heeft gehad, is door de Richter een duplicaat gemaakt, en dit alles behoudt ge door de gehele opklimmingsloopbaan heen als een deel van uw persoonlijke herinnering. Ge zult u bewust zijn van al uw waardevolle ervaringen bij uw voortgang van de ene woningwereld naar de volgende, en van de ene afdeling van het universum naar de volgende — zelfs naar het Paradijs.
47:4.6 (535.2) Ofschoon ge een morontia-lichaam hebt, zult ge op al deze zeven werelden blijven eten, drinken en rusten. Ge neemt voedsel van de morontia-variëteit tot u, een rijk van levende energie dat onbekend is op de materiële werelden. Zowel voedsel als water worden in het morontia-lichaam volledig verbruikt: er zijn geen afvalproducten. Vergeet niet dat woningwereld nummer één een zeer materiële wereld is, die het prille begin vormt van het morontia-regime. Hier zijt ge nog vrijwel mens en staat ge nog dicht bij de beperkte gezichtpunten van het sterfelijke leven, maar op elke wereld onthult zich duidelijke vooruitgang. Van wereld tot wereld wordt ge minder materieel, meer intellectueel en iets geestelijker. De geestelijke vooruitgang is het grootst op de laatste drie van deze zeven voortgangswerelden.
Verhandeling 54 – Problemen ten aanzien van de opstand van Lucifer
2. De vertraging van het recht
54:3.1 (615.3) De morele wilssschepselen van de evolutionaire werelden hebben altijd moeite met de onbezonnen vraag waarom de alwijze Scheppers kwaad en zonde toelaten. Zij begrijpen niet dat deze beide onvermijdelijk zijn wil het schepsel waarlijk vrij zijn. De vrije wil van de evoluerende mens of de verfijnde engel is niet louter een filosofisch begrip, een symbolisch ideaal. ’s Mensen vermogen om te kiezen voor het goede of het kwade is een universum-werkelijkheid. Deze vrijheid om zelf te kiezen is door de Allerhoogste Regeerders geschonken, en dezen zullen geen enkel wezen en geen enkele groep wezens toestaan ook maar één enkele persoonlijkheid in het ganse universum van deze goddelijke geschonken vrijheid te beroven — zelfs niet om zulke misleide, onwetende wezens te bevredigen in hun genot van deze verkeerd benoemde persoonlijke vrijheid.
54:3.2 (615.4) Ofschoon bewuste, hartgrondige identificatie met het kwaad (zonde) het equivalent is van niet-bestaan (vernietiging), moet er tussen de tijd dat er zulk een persoonlijke identificatie met zonde plaatsvindt en de uitvoering van de straf — het automatische gevolg van deze halsstarrige omhelzing van het kwaad — altijd een periode vallen die lang genoeg is om een gerechtelijk oordeel ten aanzien van de universum-status van zo’n individu mogelijk te maken, een oordeel dat alle betrokken universum-persoonlijkheden geheel kan bevredigen, en dat zo billijk en rechtvaardig moet zijn, dat de zondaar zelf er zijn goedkeuring aan zal hechten.
54:3.3 (615.5) Indien echter deze universum-opstandeling tegen de werkelijkheid van waarheid en goedheid weigert het vonnis goed te keuren, en indien de schuldige in zijn hart de rechtvaardigheid van zijn veroordeling kent, maar weigert zulks te bekennen, dan moet de voltrekking van het vonnis conform het oordeel van de Ouden der Dagen worden uitgesteld. En de Ouden der Dagen weigeren enig wezen te vernietigen totdat alle morele waarden en alle geestelijke werkelijkheden zijn uitgedoofd, zowel in de boosdoener als in al degenen die met hem zijn verbonden, hem ondersteunen en mogelijk van dezelfde gevoelens zijn.
Section 6 – De triomf der liefde
54:6.9 (620.1) Eén dwaling in ’s mensen denken in verband met deze problemen bestaat in het idee dat alle evolutionaire stervelingen op een evoluerende planeet er de voorkeur aan zouden geven aan de loopbaan naar het Paradijs te beginnen, indien hun wereld niet de vloek der zonde had gedragen. De mogelijkheid om overleving van de hand te wijzen dateert niet van de tijd van de opstand van Lucifer. De sterfelijke mens is altijd in het bezit geweest van de gave van vrije wilskeuze ten aanzien van de loopbaan naar het Paradijs.
Verhandeling 110 Section 3 Samenwerking met de Richter
110:3.1 (1205.5) Richters spelen het heilige, prachtige spel der eeuwen; zij zijn een der allerhoogste avonturen in tijd en ruimte aangegaan. En hoe gelukkig zijn zij niet wanneer uw medewerking het hun mogelijk maakt u bij te staan in uw korte worsteling in de tijd, terwijl zij hun meeromvattende taken der eeuwigheid blijven uitvoeren. Wanneer uw Richter met u tracht te communiceren, gaat de boodschap echter gewoonlijk verloren in de materiële onderstromen binnen de energiestromingen van het menselijk bewustzijn; slechts af en toe kunt ge een echo, een zwakke, verre echo, van de goddelijke stem opvangen.
110:3.2 (1205.6) Het welslagen van uw Richter in de onderneming om u door het sterfelijke leven heen te loodsen en uw overleving tot stand te brengen, hangt niet zozeer af van de theorieën die ge aanhangt, als wel van uw beslissingen, besluiten en standvastig geloof. Al deze stappen in de groei van uw persoonlijkheid worden krachtige invloeden die uw voortgang bevorderen, omdat zij u helpen mee te werken met de Richter: zij helpen u uw weerstand te laten varen. Gedachtenrichters slagen in hun aardse ondernemingen, of falen daar ogenschijnlijk in, naar de mate waarin stervelingen erin slagen of falen mee te werken met het plan volgens hetwelk zij vooruit moeten worden gebracht op het opwaartse pad dat naar het bereiken van volmaaktheid voert. Het geheim van de overleving schuilt in het allerhoogste verlangen van de mens om zoals God te zijn, en in zijn daarmee gepaard gaande bereidheid om al het mogelijke te doen en te zijn dat van wezenlijk belang is voor het uiteindelijk bereiken van datgene waarnaar zijn alles overheersend verlangen uitgaat.
110:3.3 (1206.1) Wanneer wij spreken van het welslagen of het falen van een Richter, spreken wij in termen van de overleving van een mens. Richters falen nooit; zij maken deel uit van de goddelijke essentie en komen altijd triomferend uit elk van hun ondernemingen tevoorschijn.
110:3.4 (1206.2) Ik kan niet nalaten op te merken dat zo velen van u veel tijd en aandacht besteden aan onbelangrijke kleinigheden des levens, terwijl ge de meer essentiële realiteiten van eeuwig belang bijna geheel over het hoofd ziet — juist die prestaties die betrekking hebben op de ontwikkeling van een meer harmonische werkovereenkomst tussen u en uw Richter. Het belangrijkste doel van het menselijk bestaan is om afgestemd te raken op de goddelijkheid van de inwonende Richter; de belangrijkste prestatie in het leven van een sterveling is het bereiken van ware, begripvolle toewijding aan de eeuwige doeleinden van de goddelijke geest die binnen uw bewustzijn wacht en werkt. Een toegewijd, vastberaden pogen om uw eeuwige bestemming te verwezenlijken laat zich echter heel goed verenigen met een onbezorgd en blijmoedig leven en met een geslaagde, eervolle loopbaan op aarde. Samenwerking met de Gedachtenrichter brengt geen zelfkwelling met zich mee, geen voorgewende vroomheid of hypocriet vertoon van zelfvernedering: het ideale leven is meer een leven van liefdevol dienen dan een bestaan vol zorg en vrees.
110:3.5 (1206.3) Verwarring, een toestand van onzekerheid, soms zelfs van ontmoediging en verbijstering, behoeft niet noodzakelijkerwijs te duiden op weerstand tegen de leiding van de inwonende Richter. Attitudes als deze kunnen soms duiden op een gebrek aan actieve medewerking met de goddelijke Mentor en kunnen derhalve de geestelijke vooruitgang enigszins vertragen, maar dergelijke verstandelijke emotionele moeilijkheden belemmeren geenszins de zekere overleving van de Godkennende ziel. Onwetendheid op zichzelf kan nooit de overleving verhinderen, en evenmin is dit het geval met uit verwarring voortkomende twijfel en angstige onzekerheid. Alleen welbewuste weerstand tegen de leiding van de Richter kan de overleving van de evoluerende onsterfelijke ziel verhinderen.
Verhandeling 112 – De overleving van persoonlijkheid – 2. Het zelf
112:3.2 (1229.9) 1. Geestelijke (ziele)dood. Indien en wanneer de sterfelijke mens ten slotte de overleving heeft afgewezen, wanneer hij geestelijk onvermogend, morontiaal bankroet, is verklaard naar het gezamenlijke oordeel van de Richter en de overlevende serafijn, en wanneer dit gecoördi-neerde advies op Uversa is geregistreerd en de Censors en hun reflectiviteitsmedewerkers deze bevindingen hebben geverifieerd, dan verordineren de bestuurders van Orvonton de onmiddellijke bevrijding van de inwonende Mentor. Deze bevrijding van de Richter heeft echter geen enkele invloed op de plichten van de persoonlijke of groeps-serafijn die zich bezighoudt met de individuele mens die door de Richter wordt verlaten. Dit soort dood is finaal in zijn betekenis, ongeacht het tijdelijke continueren van de levende energieën van het fysieke en mentale mechanisme. Gezien vanuit het kosmische standpunt is de sterveling reeds dood; het doorgaande leven wijst alleen op het in stand blijven van het materiële momentum van kosmische energieën.
112:3.3 (1230.1) 2. Verstandelijke (bewustzijns)dood. Wanneer de vitale circuits van het dienstbetoon van de hogere assistent-bewustzijnsgeesten worden verbroken door stoornissen van het verstand of omdat het mechanisme van de hersenen gedeeltelijk is vernietigd, en wanneer deze toestan-den een bepaald kritiek punt van onherstelbaarheid passeren, krijgt de inwonende Richter onmiddellijk de vrijheid om naar Divinington te vertrekken. In de registers van het universum wordt een sterfelijke persoonlijkheid beschouwd als te zijn gestorven wanneer de essentiële bewustzijnscircuits van de menselijke wilsactie zijn vernietigd. En nogmaals, dit is de dood, ongeacht het voortgaande functioneren van het levende mechanisme van het fysieke lichaam. Het lichaam minus het volitionele bewustzijn is niet langer menselijk, doch overeenkomstig de eerdere keuze van de menselijke wil, kan de ziel van zulk een individuele mens overleven.
112:3.4 (1230.2) 3. Fysieke (lichaams-en bewustzijns-)dood. Wanneer de dood een mens overvalt, blijft de Richter in de citadel van het bewustzijn totdat dit ophoudt als een verstandelijk mechanisme te functioneren, ongeveer op het moment dat de meetbare hersenenergieën hun ritmische, vitale pulsering staken. Na deze ontbinding neemt de Richter zonder enig uiterlijk vertoon afscheid van het verdwijnend bewustzijn, precies zoals hij jaren tevoren binnenkwam, en vertrekt via Uversa naar Divinington.
112:3.5 (1230.3) Na de dood keert het materiële lichaam terug tot de elementaire wereld waaraan het was ontleend, maar twee niet-materiële factoren van de overlevende persoonlijkheid blijven bestaan: de preëxistente Gedachtenrichter gaat met zijn geheugenafschrift van de sterfelijke levensloop naar Divinington, en in de hoede van de bestemmingsbeschermer blijft ook de onsterfelijke morontia-ziel van de overleden mens bestaan. Deze fasen en gestalten der ziel, deze eens kinetische doch nu statische formules der identiteit, zijn van essentieel belang voor de repersonalisatie op de morontia-werelden: door de hereniging van de Richter met de ziel wordt de tot overleving komende persoonlijkheid opnieuw samengesteld, wordt ge weer tot bewustheid gebracht op het moment van het morontia-ontwaken.
112:3.6 (1230.4) Voor hen die geen persoonlijke serafijnse beschermers hebben, vervullen de groepsbewaar-ders getrouw en doeltreffend dezelfde diensten, het veilig bewaren der identiteit en de verrij-zenis der persoonlijkheid. De serafijnen zijn onmisbaar voor het opnieuw samenstellen van de persoonlijkheid.
112:3.7 (1230.5) Bij de dood verliest de Gedachtenrichter tijdelijk zijn persoonlijkheid, maar niet zijn identiteit; het menselijke subject verliest tijdelijk zijn identiteit, maar niet zijn persoonlijkheid; op de woningwerelden herenigen de twee zich in een eeuwige manifestatie. Nooit keert een Gedachtenrichter die is vertrokken, terug naar de aarde als het wezen waarin hij eerder woonde; nimmer wordt persoonlijkheid gemanifesteerd zonder de menselijke wil, en nooit manifesteert een mens van wie de Richter is losgemaakt na de dood een actieve identiteit of brengt hij op enige wijze communicatie tot stand met de levenden op aarde. Zulke van de Richter losgemaakte zielen zijn gedurende hun lange of korte doodsslaap geheel en absoluut bewusteloos. Er kan zich geen enkel soort persoonlijkheid vertonen en geen vermogen om met andere persoonlijkheden te communiceren, totdat de overleving is voltooid. Aan degenen die naar de woningwerelden gaan, wordt niet toegestaan boodschappen te zenden naar hun achtergebleven geliefden. Het is het beleid in alle universa om dergelijke communicatie te verbieden gedurende de periode van een lopende dispensatie.
112:4.12 (1231.12) Indien ge, wanneer de dood u overvalt, de derde cirkelgang of een hoger gebied hebt bereikt en u daarom persoonlijk een bestemmingshoeder is toegewezen, en indien de finale kopie van de samenvatting van het overlevingskarakter, die door de Richter wordt overgelegd, onvoor-waardelijk door de bestemmingshoeder is gewaarmerkt — indien de serafijn en de Richter in essentie in ieder onderdeel van hun verslagen van uw leven en in hun aanbevelingen overeen- stemmen — indien de Universele Censors en hun reflectieve medewerkers op Uversa deze gegevens ondubbelzinnig en zonder voorbehoud bevestigen, dan seinen de Ouden der Dagen het mandaat tot bevordering van status via de communicatie-circuits over naar Salvington, en zullen de gerechtshoven van de Soeverein van Nebadon, na een dergelijke ontheffing van hun verantwoordelijkheden, verordenen dat de tot overleving gekomen ziel onmiddellijk dient over te gaan naar de opstandingszalen van de woningwerelden.
112:4.13 (1232.1) Indien een individuele mens zonder uitstel tot overleving komt, laat de Richter, naar mij is meegedeeld, zich registreren in Divinington, gaat door naar de Paradijs-presentie van de Universele Vader, keert ogenblikkelijk terug, wordt omhelsd door de Gepersonaliseerde Richters van het superuniversum en het plaatselijk universum waar hij is aangesteld, neemt de erkentelijkheid in ontvangst van het hoofd van de Gepersonaliseerde Mentoren van Divinington, en gaat dan onmiddellijk over tot de ‘verwezenlijking van identiteitsovergang’, waaruit hij dan in de derde periode en op de woningwereld wordt opgeroepen om over te gaan in de actuele persoonlijkheidsgestalte die is gereedgemaakt om de overlevende ziel van de aardse sterveling te ontvangen, de gestalte zoals deze is geprojecteerd door de bestemmingsbeschermer.
5. De overleving van het menselijke zelf
112:5.1 (1232.2) Zelfheid is een kosmische werkelijkheid, of zij nu materieel, morontiaal, of geestelijk is. De actualiteit van het persoonlijke is de schenking van de Universele Vader optredend in en uit zichzelf, of via zijn talrijke vertegenwoordigers in het universum. Indien gezegd wordt dat een wezen persoonlijk is, betekent dit dat de relatieve individuatie van zulk een wezen binnen het kosmische organisme wordt herkend. De levende kosmos is een haast oneindig geïntegreerde aggregatie van reële eenheden, die alle in betrekkelijke mate onderhevig zijn aan de bestemming van het geheel. Doch zij die persoonlijk zijn, zijn begiftigd met de actuele keuze om hun bestemming te aanvaarden of af te wijzen.
112:5.2 (1232.3) Dat wat uit de Vader voortkomt is eeuwig zoals de Vader, en dit geldt evenzeer voor persoonlijkheid, die God uit eigen vrije wil schenkt, als voor de goddelijke Gedachtenrichter, een actueel fragment van God. ’s Mensen persoonlijkheid is eeuwig, doch met betrekking tot zijn identiteit een voorwaardelijke eeuwige werkelijkheid. Daar de persoonlijkheid is verschenen in antwoord op de wil van de Vader, zal deze ook de Godheid bereiken als zijn bestemming, doch de mens moet kiezen of hij al dan niet aanwezig wil zijn bij het bereiken van deze bestemming. Indien deze keuze uitblijft, bereikt de persoonlijkheid rechtstreeks de experiëntiële Godheid, en wordt een deel van de Allerhoogste. De cyclus is tevoren verordineerd, maar ’s mensen participatie daarin is facultatief, persoonlijk en experiëntieel.
112:5.3 (1232.4) De identiteit van de sterveling is een voorbijgaande tijd-levenstoestand in het universum; zij is slechts werkelijk voorzover de persoonlijkheid verkiest een bestendig verschijnsel in het universum te worden. Het essentiële verschil tussen de mens en een energiesysteem is dit: het energiesysteem moet doorgaan, het heeft geen keuze; de mens heeft echter alles te maken met het bepalen van zijn eigen lot. De Richter is waarlijk de weg naar het Paradijs, doch de mens zelf moet die weg volgen door zijn eigen beslissing, zijn vrijwillige keuze.
Copyright © 2025 | urantia.world | All right reserved | Created by Rund3v